Het was zo ver, afgelopen zondag ben ik ein-de-lijk naar het buitenland geweest! Hop met het vliegtuig vanaf Schiphol, uren zweven in de lucht en uitkomen in… België. Dat vliegtuig was helaas verzonnen, want we zijn gewoon met de auto naar het altijd prachtige Charleroi geweest. Oftewel de meest deprimerende stad van de wereld.
Een vriend van mij is de laatste tijd aan het urbexen geslagen en dat leek mij ook al tijden leuk. Heel simpel gezegd is dat het checken van verlaten gebouwen en panden. Dat kan van alles zijn van een fabriekshal, tot een militaire basis en van een verlaten zwembad tot een vervallen theater, kernreactor of pretpark.
Urbexen in Charleroi
Charleroi is misschien wel de meest vervallen stad die ik ooit gezien heb. Alles is vervallen, afgebladderd, verkleurd door de zon of wappert heen en weer door de wind. Wat er nou echt verlaten is of wat niet, is veelal lastig te zeggen zo op het eerste gezicht. Dat terzijde, zo’n tripje vergt natuurlijk het nodige voorbereidingswerk.

Wat zijn de toppers, hoe kom je ergens binnen, hoe is het gesteld met beveiliging, waar kun je de auto kwijt en dat soort dingen. Vriend van me heeft dat allemaal uitgezocht, de route uitgestippeld, me vroeg in de ochtend opgehaald en hop karren maar. Op het programma stonden een oude energiecentrale, cementfabriek, verlaten metrostations, treinloods, zwembad en theater…
Heerlijk zonnetje op onze bol en dik 2,5 uur rijden later kwamen we aan bij een oude treinremise. Kwestie van de auto neerknallen en ontdekken maar, althans dat dachten we. Tot twee keer toe gespot en aangesproken door de lieftallige Franse politie. “Je ne pas parle Francais”, werkte redelijk, maar toch werden we van het terrein gestuurd… Lief dat we zijn, zijn we toen maar richting een oude energiecentrale gegaan.





Als een kind zo blij in een immense energiecentrale
Dat was allemaal een stuk chiller, niet alle trappen waren daar weggehaald dus we konden nog de hoogte in ook, perfect voor wat toffe foto’s. De koeltoren konden we niet in, maar wel een grote opslagloods. Fantastisch om allemaal te zien en te ontdekken. Oude elektriciteitspanelen waren volledig gestript, overal lag afval en waar je ook keek zag je graffiti.





Aan de andere kant van het water stond de daadwerkelijke centrale, dus ook daar zijn we naartoe gegaan. Kwestie van een hekje door en dat was ’t al. Ernaast stond een oud gebouw, wat we ook hebben ontdekt. Dat was werkelijk waar helemaal kort en klein geslagen. Geen enkele ruit was nog heel, alle plafonds waren gestript, in de toiletruimtes was geen enkel tegeltje meer heel, kasten lagen overhoop en net als buiten zag je overal tags, graffiti en ware kunstpareltjes. Ook had er in sommige ruimtes een flinke brand gewoed, waardoor alles onder de zwarte roet zat.




Toen was het tijd voor de energiecentrale zelf, ooit gesloten omdat Greenpeace dat wilde en provisorisch dichtgemaakt met cementblokken voor de deuren, wat laswerk op de metalen deuren en dat soort dingen. Rondje om de centrale gelopen, al kijkend naar een handige ingang en gevonden aan de zijkant, waar een gat in de muur zat, waar we zo naar binnen konden.
De eerste stappen in een van de hallen waren heel tof, een immense ruimte met grote ketels, kilo’s zand en stof, roestige pijpen, olievlekken en overal gaten in de vloer waar water in stond. Kwestie van oppassen dus, maar ook genieten van de stilte, foto’s maken als een malle en jezelf voorstellen hoe bedrijvig het er jaren geleden was.





Er waren hier en daar nog wat andere urbexers te vinden, maar door de grootte had je daar helemaal geen last van. Ook zagen we er boven wat lopen, dus ook wij gingen op zoek naar hoe je daar kwam. Dat moest vanaf buiten, via een touwtje en een paar planken. Nogal een gedoe, maar het lonkte wel, ook al was het wat gevaarlijk. Toch hebben we besloten om dat niet te doen, stiekem best jammer. Stiekem ook wel slim vanwege mijn knie en de operatie van een paar weken geleden…



Duik in het zwembad en een verlaten cementfabriek
Het was tijd voor een bekende spot in de regio, waar zich onder andere een verlaten zwembad en theater bevinden. Ook helemaal afgezet, inclusief bordjes dat we ’t terrein niet mochten betreden. Maar okee, zoals we zijn toch door de hekken gegaan, waarna we na 20 meter al werden opgevangen door de ‘eigenaar’, die ons vrij beschaafd weer wegstuurde.
Bummer it was, maar 500 meter verderop lag een verlaten cementfabriek, dus dat was onze volgende stop. Hoe lang dat al leeg stond, geen idee, maar een jaartje of 20 á 30 geloof ik direct. Een heerlijke verlaten plek om rond te struinen was het. Ook hadden er tientallen duiven hun plekje van gemaakt, want de kilo’s vogelstront zaten aan de muren.



De oude betonmolens waren bijna doorgeroest, de machinekamer was geplunderd, de trappen vielen bijna uit elkaar en in een van de kamers lagen nog vaten waar olie en andere muk uit lekte. Een heerlijke vreemde en verlaten plek, die we nog mooi even aangedaan hebben. De zon scheen nog steeds, dus ook een rondje om de fabriek leverde nog wat prachtige plaatjes op.




Verlaten metrostations en een hol voor junks
Toen was het tijd om verschillende verlaten metrostations te checken. Ooit gebouwd om een deel van de stad te verbinden met een andere, maar nooit geopend of gebruikt. Oftewel verschillende prachtige stations die inmiddels een plaats zijn voor een gedeelte van de junks van de stad.
Bergen afval op het spoor, honderden spuiten op de grond, tientallen graffitibussen, overal brandschade van de kleine vuurtjes die in de nachtelijke uren vast en zeker worden aangestoken. Al met al een leuke plek om een langs te tuffen, eentje waar je geen uren zult vertoeven, maar wel eentje waar je wat prachtige en kleurrijke kiekjes kunt schieten.






“Hier kun je makkelijk 8 uur lang vertoeven”
Het was inmiddels rond 16.00 en we hadden nog een lange weg terug te gaan, maar er was nog één spot die we even wilden bekijken, een oud complex vol fabrieken, uiteraard ook al jaren buiten gebruik. Het was een immens terrein van gebouwen, maar ook daar moesten we nog naar ‘binnen’ en dat was even zoeken.
De wereld van urbexers is best klein en je bent niet altijd alleen, dat was daar ook het geval. We zagen drie Belgische gasten die er blijkbaar vaker kwamen en ook de ingang wisten. Dat was simpelweg niet al te moeilijk, want over een hek klimmen en je kon je gang gaan.





Een van die gasten liet nog wel even weten dat je “hier makkelijk 8 uur kunt hobbelen” en mede daardoor besloten we om het te laten voor wat het is. Al met al een hele toffe spot denk ik zo, maar mooi om even te bewaren voor een volgend urbex-avontuur. En die komen er vast en zeker, al is het maar omdat ik dan weer kan zeggen dat ik weer in het buitenland ben geweest…
Een gedachte over “Na meer dan een jaar, urbexen in het buitenland”